Blog #37 Onno Zijlstra (filosoof/schrijver), Identiteit & verbeelding
Thijs Lijster was te gast in het Filosofisch Café van Tertulia op 20 november jl. In zijn boek Kijken, proeven, denken staat een hoofdstuk over identiteit en representatie. Lijster signaleert dat je qua identiteit vaak helemaal niks te kiezen hebt: je wordt geboren met een bepaalde huidskleur, seksuele voorkeur, binnen een bepaalde klasse, een bepaalde tijd, enz. (Identiteitspolitiek haakt bij die identiteiten aan, maar loopt, aldus Lijster, het risico die te verabsoluteren.) Maar identiteit wordt niet alleen bepaald door natuurlijke gegevenheden en maatschappelijke krachten, identiteit is ook, en niet zo’n beetje, “een spel van de verbeelding, een verhaal dat we onszelf en elkaar vertellen”.
Identiteit is immers evenzeer een spel van de verbeelding, een verhaal dat we onszelf en elkaar vertellen, en aan dat verhaal en de manier waarop het verteld wordt kan de kunst een belangrijke bijdrage leveren. (199-200)
Omdat ik het met dit alles vergaand mee eens ben, wil ik even op dit citaat doorkauwen. Identiteit, verbeelding, verhaal en kunst, het zijn nogal geen onderwerpen, en dan ook nog in combinatie. Ik begin bij het slot van het citaat, de bijdrage van de kunst.
De bijdrage van de kunst
“(…) en aan dat verhaal [het verhaal over onszelf dat we onszelf en anderen vertellen] en de manier waarop het verteld wordt kan de kunst een belangrijke bijdrage leveren”.
De Duitse negentiende-eeuwse filosoof G.W.F. Hegel geeft van 1818 tot 1829 in Berlijn colleges over kunst. Daarin legt hij om te beginnen uit waarom kunst voor de mens noodzakelijk is, niet nuttig of zo, nee noodzakelijk! En daarbij gebruikt hij een sprekend beeld. (Het beeld heeft, als elk beeld, zijn beperkingen. Een kniesoor die erop let.) “De jongen werpt stenen in de rivier en bewondert nu de kringen die zich in het water vormen als iets waarin hij zichzelf leert zien.”
Waarom gooit de jongen – je kunt er op wachten - stenen in het water? Volgens Hegel is er in de mens een aandrang om zich ontwikkelen, zichzelf worden. Daarvoor moet hij zich uitdrukken. (Je ogen dichtdoen en je heel hard afvragen ‘wie ben ik?’ werkt niet.) De jongen brengt verandering aan in de buitenwereld – drukt daarin zijn innerlijk uit - maar verandert al doende ook zichzelf. Denk aan de Heer Olivier B. Bommel die zichzelf nog wel eens verbaast met zijn goede werken: “Ik wist niet dat ik het in mij had.” Hegel zou zeggen: u had het ook niet in u, Heer Ollie, u hebt het al doende in u gekregen. We kunnen pas achteraf constateren wie wij zijn. “De uil van Minerva slaat haar vleugels pas uit in de avondschemer.”
Om over jezelf te vertellen moet je je bewust worden van wat er “in het mensenhart omgaat, wat daarin woedt en woelt” (Hegel). En dat doe je door uit te drukken wat er in je leeft. (De hedendaagse filosoof Charles Taylor noemt dat ‘articuleren’.) Door je schrijfsels en vertelsels wordt het voor jezelf duidelijker wie je bent, maar al doende ontwikkel je je ook. Het zal bij de jongen aan het water ook niet bij één steentje blijven. De jongen ontwikkelt zich namelijk en het water waar hij zichzelf in ziet, blijft niet hetzelfde. Kunst heeft een geschiedenis, The Story of Art (de titel van Gombrich’ kunstgeschiedenis, die in de Nederlandse vertaling abusievelijk de titel Eeuwige schoonheid meekreeg). Net als wij.
Identiteit en verbeelding
Voor identiteit is een mate van samenhang, orde, een zekere eenheid vereist die ons niet komt aanwaaien. Data & logica zijn niet voldoende – probeer het maar. Persoonlijke identiteit vraagt om actieve verbeelding. En misschien rust in de moderne tijd op onze verbeelding (op ons dus) wel een zwaardere verantwoordelijkheid ten aanzien van onze identiteit. Elyn Saks (te zien en horen bij de Ted-Talks) heeft een boek geschreven met de titel The Centre Cannot Hold: A Memoir of My Schizophrenia. Het eerste deel van de titel ontleent zij aan het gedicht ‘The Second Coming’ van William Butler Yeats. De regel ‘Things fall apart, the centre cannot hold’ uit dat gedicht is vaak geciteerd als typering moderne tijd. Moderne mensen moeten aan de bak.
Van de weeromstuit is er een trend ontstaan te denken dat we onszelf maken, dat we ons eigen project zijn.
Kant vergelijkt mensen die de wereld graag zien zoals die helemaal en alleen op zichzelf is (het beroemde Ding an sich) met een duif die denkt dat hij veel harder zou vliegen als er niet zoiets als luchtweerstand was. Dezelfde vergelijking gaat m.m. op voor wie op zoek is naar het eigen onbedorven, zuivere zelf, zoekgeraakt onder beïnvloeding door anderen, culturele, maatschappelijke, historische invloeden. Zolang we ons maar realiseren dat het zonder die beïnvloeding sowieso niet gaat – denk aan het fenomeen van de feral children (‘wolfskinderen’) - kunnen we zinvol praten over de rol van ‘het spel van de verbeelding’ in onze ‘identificatie’. Verbeelding is een noodzakelijke voorwaarde voor persoonlijke identiteit. Maar ook ‘het spel van de verbeelding’ vliegt niet door de lucht zonder de weerstand van fysieke en maatschappelijke bepalingen. Alleen daar is ze in haar element.
Onno Zijlstra dec ’ 23