Blog #7 Blog Onno Zijlstra: Kunst waar is dat goed voor? deel 4 en slot
Kunst, waar is het goed voor (4 en slot) Je wereld vergroten.
Kees van Pagee schreef mij een uitvoerige en inspirerende reactie op eerdere afleveringen. Ik citeer daaruit, met dank, een paar vragen en opmerkingen. Zij vormen een springplank naar nog weer een ander aspect van ons onderwerp.
Zou je verbeelding en kunst niet juist als het contact maken met het grotere kunnen zien
zonder daar een religieuze of spirituele toestand van te maken? En zou je in plaats van de afgrond die Heidegger ziet niet een opening kunnen zien ‘Beyond the limits of thought’? Een opening naar volledige vrijheid wellicht? Kunst laat ons omgaan met de dingen die we niet kunnen bevatten en met dat wat ons te veel, te machtig is.
Stof tot denken, food for thought. Een beetje veel zelfs voor een blog. Maar ik zal proberen naar aanleiding van wat Kees schrijft nog weer een stap te zetten in mijn overwegingen over de betekenis van kunst.
Op de prachttentoonstelling Het visuele geheugen van de stad, een activiteit van Stadsgalerie/Ron Jagers, tot voor kort te zien in het Rietveldpaviljoen, hing ook een minuscuul landschappelijk etsje van Ko Oosterkerk. Ik heb in het verleden veel naar etsen van Oosterkerk gekeken, etsen met veel landschappelijkheid maar vooral ook veel van dat fluweelzwarte dat een droge naald ets kan hebben. Rudi Fuchs spreekt naar aanleiding van het werk van Oosterkerk van een ‘betoverende ontplooiing van de etskunst’. Voor Fuchs gaat het werk vooral over het oeroude ambacht, ‘zijn edele métier’. Het etsen zelf staat volgens Fuchs centraal. “Het etsen is er niet om de figuur te laten zien – de figuur laat het etsen zien.”
Kijk en keek ik daarom? Zeker, hier wordt materiaal getoond, een techniek, een oeroud ambacht, zowel in het diepe, fluwelen zwart als in het gekras. Maar ik zie ook iets in het zwart, in de krassen; ik zie sowieso aarde, landschap, firmament, horizon, riet. En daarin zie ik archetypen als leven, groei, vitaliteit, de dood. Die zijn belichaamd in het zwart. Het zwart is meer dan zwart, het zwart is ook aarde/firmament, en de aarde is meer dan alleen aarde, zij is onder meer ook akker, natuur, leven, dood.
‘Onder meer.’ De lijst en de tentoonstellingsruimte markeren al dat het beeld buiten de context van het alledaagse staat. Ons wordt hier geen ondubbelzinnige betekenis opgedrongen: de aarde hoeft niet geploegd, hoeft niet haar vruchten voort te brengen, de dode wordt er niet in begraven. In deze aarde kan ik sowieso geen spade steken.
De ets geeft onze waarneming en verbeelding de ruimte en zet die aan het werk.
Het werk heeft wat Immanuel Kant ‘esprit’ noemt. ‘Esprit’ is wat de ziel inspireert. Esprit zet aan tot denken en voelen en verbeelden, zonder dat we kunnen aangeven om welk gevoel of welk idee het precies gaat.
Oosterkerk maakt veel zichtbaar dat we herkennen maar niet precies kunnen benoemen. Hij maakt zichtbaar wat in ons leeft en geeft nieuwe ervaringen. Hij biedt ons een tocht, in de woorden van de dichter Gerrit Kouwenaar, “naar onbekende en toch op de een of andere manier herkenbare gebieden.”
In een interview spreekt Oosterkerk over zijn etsen als ‘kleine uitsneden van het grote universum’. Maar die uitsneden verlenen ook toegang tot een universum. Ik word diep het zwart ingetrokken en droom weg. Het zwart wordt een onafzienbare wereld. De ene keer fluweel, de andere keer firmament, of aarde, aarde die meer is dan die waar ik mijn plantjes in poot. De natuur is hier zowel wat Spinoza natura naturans noemt – de natuur-producerende natuur –, de aarde, de elementen, ons geworteld zijn, vruchtbaarheid, groei en dood, als de natuur die we bewerken, of waarover we uitzien.
In de alledaagse taal, zeg een IKEA-gebruiksaanwijzing, valt het teken, ‘de betekenaar’ weg, omdat we gefocust zijn op de betekenis. Het lettertype valt me niet op omdat ik uit ben op de boodschap. We kijken door de tekens heen naar de betekenis, als door het glas van het raam dat we niet zien, we zien de tuin. De tekens die Ko Oosterkerk etst zijn opaak, ondoorzichtig, ze laten zich niet afschudden, blijven kleven aan de betekenissen die ze genereren. Ik zie de aarde, maar blijf ook het zwart zien; ik voel de dood, maar de aarde kleeft er nog aan, en via de aarde het zwart.
Op de tocht “naar onbekende en toch op de een of andere manier herkenbare gebieden” blijft het contact met de concrete ets. De ets dwingt niet een bepaalde associatie af maar representeert veel dat in mijn hoofd rond tolt. En ik word steeds van mijn gedachten/gevoelens teruggeroepen naar het materiaal, het ding, het teken, dat nooit weg was. We kunnen, en willen, er steeds naar terugkeren om opnieuw te beleven en te dromen.
Door de kracht van het teken zie ik het ene, maar voel daarin de openheid voor andere mogelijkheden. De uitsnede opent een universum. De Amerikaanse filosoof Arthur Danto spreekt over kunst als een wakkere droom. Kunst heeft het onwerkelijke en meerzinnige van een droom. Maar we kunnen er samen voor staan en erover van gedachten en gevoelens wisselen. Zo verruimt kunst onze wereld.
Mijn volgende blog zal vermoedelijk een nieuw onderwerp aansnijden, maar op de betekenis van kunst komen we vast nog wel eens terug.