Blog #53 Onno Zijlstra (filosoof/schrijver), Kunst als waarheid (4)

De filosoof Martin Heidegger probeert in De oorsprong van het kunstwerk (wordt nu gelezen bij Tertulia) vat te krijgen op wat een kunstwerk is, in onderscheid van een ‘ding’ of een ‘tuig’ (als in ‘werktuig’).

Eerst heeft Heidegger het over het ding. Hij probeert het te bevrijden uit ons technische denken, dat de dingen ziet als hulpmiddelen voor de mens, als tuig. Vervolgens wil hij achterhalen wat een tuig is, in onderscheid van een ding. Dat lukt hem via een kunstwerk, Van Gogh, Schoenen. En al doende komt hij er dan meteen ook achter wat het kunstwerk typeert.

Een hamer dient om een spijker in het hout te slaan, schoenen om in te lopen. Maar als we er zo over praten, aldus Heidegger, denken we het tuig abstract, losgeweekt uit de alledaagse leefwereld waarin het fungeert. Het tuig maakt deel uit van een wereld die ons zo vertrouwd is dat we er niet eens bij stilstaan. Dat doen we pas als het werktuig stuk gaat of om een andere reden niet doet wat we ervan verwachten. Als de kop van de hamer onverwacht losschiet, als de schoenen knellen.

Heidegger gaat op zoek naar het tuig-achtige van het tuig. Hij stuit dan op het onderwerp waarover hij het eigenlijk steeds al wilde hebben, het kunstwerk. Hier aangekomen in het boekje heb je zo’n gevoel als je ook hebt wanneer je het zoeken naar je sleutels hebt opgegeven en daar liggen ze ineens pal voor je neus.

“Als voorbeeld kiezen we een alledaags tuig: een paar boerenschoenen.” En dan komt Heidegger met Van Goghs Een paar schoenen op de proppen. (We weten dat Heidegger het schilderij in 1930 in Amsterdam zag. We weten ook dat de schoenen op het schilderij geen boerenschoenen waren, maar schoenen van Van Gogh zelf. Dat neemt niet weg dat Heidegger goed heeft gekeken. Het schilderij heeft hem ook duidelijk geraakt.)

Vincent van Gogh, Schoenen, 1883 bij Blog 53 Onno Zijlstra Filosoof.

Vincent van Gogh, Schoenen, 1883

Heidegger doet het even voorkomen alsof hij net zo goed boerenschoenen voor ons zou kunnen neerzetten maar het schilderij van Van Gogh neemt omdat “een visuele voorstelling” volstaat. Maar dat is toch niet zo. De schoenen voor ons neerzetten zou weer zo’n abstracte beschrijving opleveren, de schoenen losgeweekt uit hun context. Ze zijn dan uit de wereld van de boerin (sic!) losgerukt. Wij blijken Van Goghs schilderij nodig te hebben om zo’n abstractie voor te zijn. En daarmee zal dan meteen duidelijk worden wat een ‘werk’ is, in onderscheid van ‘tuig’.

“Maar wat valt daar dan aan te zien?” Hebben we niet al genoeg schoenen gezien? Het gaat erom de schoenen niet abstract te denken. Het schilderij helpt de schoenen in hun dienstbaarheid te zien.

 De boerin op het land draagt de schoenen. Hier zijn ze pas wat ze zijn. Ze zijn dat des te echter naarmate de boerin tijdens het werk minder aan de schoenen denkt of ernaar kijkt of ze zelfs maar voelt.

 Het schilderij zet de schoenen voor ons neer, zonder boerin, zonder gezwoeg, zonder aardkluiten. “En toch...”

 Uit de donkere opening van het uitgetrapte binnenste van het schoeisel staart het afmattende van het altijd maar werken. In het onverslijtbaar degelijke van deze zware schoenen ligt de taaie volharding opgehoopt van de langzame tred door de langgerekte en altijd eendere voren van de akker waar een gure wind op staat.

 De schilder slaagt erin het schier onmogelijke te bewerkstellingen: hij toont ons de schoenen in hun alledaagse vertrouwdheid en betrouwbaarheid. De boerin ziet de schoenen niet. De abstracte denker ziet ze niet echt, maar in abstractie. Maar Van Gogh laat ons de schoenen zien in hun vertrouwdheid, als deel van de wereld van de boerin. Terwijl dus in de gangbare esthetica van de moderne tijd, bijvoorbeeld bij Kant en Schopenhauer, in het kunstwerk het gebruik wordt uitgeschakeld in het belangeloze beeld, wordt het gebruik bij Heidegger juist zichtbaar in het kunstwerk. Heidegger zet de schoenen van het schilderij weer terug in de wereld van de boerin – en ziet zo het schilderij pas goed.

Het tuig-zijn van het tuig hebben we bij Van Gogh ontdekt: “Het kunstwerk gaf te kennen wat het schoeisel in waarheid is.” Om daar ontvankelijk voor te zijn moeten we geduld hebben en open staan voor wat hier geëvoceerd wordt. “Wat gebeurt hier? Wat is er in het werk aan het werk?” Het schoeisel treedt uit zijn verborgenheid naar voren in de onverborgenheid. Het tuig wordt zichtbaar. De Grieken noemden dat ‘aletheia’, waarheid. ‘A-letheia’, een woord waar Heidegger zeer aan hecht, is letterlijk on-verborgenheid.

Het gaat Heidegger niet primair om Van Gogh als een schilder die iets voor elkaar krijgt – schoenen adequaat in beeld brengen en/of expressie geven aan zijn gesteldheid. Hij noemt de kunstenaar “haast een medium”. Het gaat om het gebeuren. Hier gebeurt, middels de schilder, waarheid. De waarheid is heel even tot staan gebracht. “In het werk van Van Gogh geschiedt de waarheid.”

In deze benadering van het kunstwerk als a-letheia zet Heidegger zich af tegen de moderne benadering van het kunstwerk als iets waarin het om de vorm zou gaan, of om de expressie van de kunstenaar. Tegen heel die afstandelijke benadering van de werkelijkheid die de moderne tijd typeert en alle vormen van vervreemding die daarvan het gevolg zijn.

Een illustratie van Rudy Simon die niet in mijn Een zekere twijfel terechtkwam. Bij Blog 53 van Onno Zijlstra, filosoof.

Een illustratie van Rudy Simon die niet in mijn Een zekere twijfel terechtkwam

Willen we het werk goed zien, dan moeten we het losmaken uit ‘de kunstwereld’. Daar is het werk namelijk niet thuis.

 Zo staan en hangen dan de werken zelf in verzamelingen en tentoonstellingen. Maar zijn ze hier wat ze op zichzelf, als werken zijn? Zijn ze hier niet eerder tot object geworden van het kunstbedrijf? De werken worden voor het publieke en particuliere kunstgenot toegankelijk gemaakt. Ambtelijke instellingen nemen de zorg voor het behoud en onderhoud van de werken op zich. Kunstkenners en kunstcritici leven ervan. De kunsthandel zorgt voor de markt. De kunstgeschiedenis maakt de werken tot voorwerp van wetenschappelijk onderzoek. Maar is wat zich in heel die bedrijvigheid aan ons voordoet het werk zelf?

 Dit is niet zomaar een standaard sneer naar de industriële samenleving, het consumentisme, het verbruik van grondstoffen. ‘Heel die bedrijvigheid’ maakt bij Heidegger deel uit van een wijze van denken en beleven. We zijn de werkelijkheid object-matig gaan denken, in termen van dingen, voorwerpen, ‘zijnden’. Maar daarmee raakt datgene uit zicht waar het in Heideggers filosofie nu juist om draait en dat Van Gogh ook weet op te roepen.

Maar zover kwamen we, samen lezend, nog niet. Daarover de volgende keer meer, denk ik. Welke wijsgerige troef gaat Heidegger nog uitspelen?

Tertulia Amersfoort

Tertulia Amersfoort organiseert inspirerende bijeenkomsten voor denkers, kunstenaars en kunstliefhebbers. Het Filosofisch Café biedt ruimte voor reflectie en discussies over filosofie, kunst en cultuur. Het Kunst Café richt zich op creatieve processen en dialogen met kunstenaars. Beide cafés streven naar het verbinden van mensen en het verdiepen van culturele ervaringen. Tijdens bijeenkomsten in het Rietveldpaviljoen Amersfoort, bieden we een podium voor interactieve en betekenisvolle uitwisselingen.

https://www.tertulia033.nl/
Vorige
Vorige

Blog #54 Onno Zijlstra (filosoof/schrijver), Kunst als waarheid (5)

Volgende
Volgende

Blog #52 Onno Zijlstra (filosoof/schrijver), Kunst als waarheid (3)