Blog # 58
Onno Zijlstra
Naar de waarneming
Eind januari had ik de eer de tentoonstelling 50 jaar tekenen naar de waarneming van Hans Meerman te openen, in de Stadsgehoorzaal van Kampen. Het was een genoegen opnieuw de tekeningen van mijn vriend, oud-collega en oud-buurman te zien. Iedere keer zijn ze weer beter, zie je ze beter. Ik zal er twee blogs aan wijden. De tweede bevat min of meer het verhaal dat ik toen hield. Eerst iets anders naar aanleiding van deze tekeningen.
Hans Meerman, Langs de IJssel (tussen Zalk en de brug bij Hattem), grafietstift (2022)
De roman Het een als het ander van Ali Smith bestaat uit twee delen. Van de oorspronkelijke, Engelse versie bestaan twee edities, met afwisselend het ene of het andere deel eerst. In deel 1 van de Nederlandse vertaling leven we mee met de dochter van een vrouw die onderzoek doet naar Francesco del Cossa. Het speelt in de zestiger jaren van de vorige eeuw en begint met de herinnering aan een gesprek van de moeder met George, een jonger broertje:
Sta even stil bij dit morele vraagstuk, zegt de moeder van George tegen George die in de passagiersstoel zit.[…] Welk morele vraagstuk? zegt George. […] Oké je bent een kunstenaar, zegt haar moeder. O ja? zegt George sinds wanneer? En is dat een moreel vraagstuk? Ha, ha, zegt haar moeder. Doe me nou even een lol. Stel je het voor. Je bent een kunstenaar.
Op de laatste pagina van deel I keert de opdracht terug: “Sta even stil bij dit morele vraagstuk. Stel je het voor. Je bent een kunstenaar.”
Hou deze even vast – voor blog 59.
Deel 2 gaat over de jeugd van de vijftiende-eeuwse Italiaanse schilder Francesco del Cossa, rond 1440. Smith maakt van Del Cossa, over wiens leven weinig bekend is, een vrouwelijk personage dat zich als man moet voordoen om haar grote talent te kunnen waarmaken.
‘Francesco’ herkent als kind al vroeg figuren in de strepen die haar moeder met een stok in de aarde trekt, in de vormen die de moeder met hamer en troffel uit baksteen slaat: de nek van een eend, een paard met oren en een staart. De moeder ziet hoe het talent ervan afspat wanneer Francesco zelf met een stok in het zand een schets maakt van haar vader die op het erf een wagen aan het laden is. Zij daagt haar uit iets te tekenen dat ze nog nooit gezien heeft. Francesco maakt zich daar eerst gemakkelijk van af. Aan het paard voegt ze een hoorn toe. Daar neemt de moeder geen genoegen mee. Dan tekent ze de vader boos en de vader lief.
Omdat haar moeder naar adem hapt, weet ze dat haar tekeningen goed zijn. Later leert Francesco door naar het werk van andere schilders te kijken. Hoe doe je dat, de open mond van een paard, het opkomende licht in een landschap, en hoe vertel je een verhaal en geef je het beeld gelaagdheid, een diepere betekenis?
Misschien is het ooit wel begonnen als een fout, een vergissing. Iemand schrok van een slang, maar het was een tak. Of als een verrassing: iemand zag een gezicht in een steen. We kregen door dat we niet alleen maar van alles zien, maar dat we ook nog iets in iets anders kunnen zien, een slang in een tak, een ruiter in de wolken. Iemand speelde met een stok in het zand en zag in de strepen ineens een boom. En sindsdien zijn mensen beelden gaan maken die ergens op lijken. Je maakt iets en het lijkt ergens op en dan ga je proberen het beter te laten lijken. Dat is heel aantrekkelijk natuurlijk. Het laat zien dat je iets kunt en dat je het heel goed kunt, of in elk geval beter dan eerst.
De tekeningen van Hans Meerman zijn onmiskenbaar aangenaam om naar te kijken. De vertrouwdheid van de voorstelling draagt zeker bij aan hun verleidelijkheid. Plato vond nabootsen onzin. Die dingen bestaan immers al, je kunt er ook een spiegel bij houden. Aristoteles verdedigde de kunst die nabootst al tegenover zijn leermeester met het argument dat mensen er plezier aan beleven iets te zien dat ze herkennen uit de zintuiglijke ervaring. Maar er is hier meer aan de hand dan het genoegen van herkenning. Dat is misschien maar goed ook, want wij hebben niet alleen spiegels, maar ook fotografie.
(Wordt vervolgd in blog 59)