Blog # 17 Onno Zijlstra (filosoof/schrijver) De zin van het bestaan (6). Creativiteit en waarden
Wanneer een leeuw kon praten, zouden we hem niet kunnen begrijpen. (Ludwig Wittgenstein)
In voorgaande blogs ging ik in op de verwevenheid van de zinvraag met kunstwerken en kunstbeleving. Maar mijn verhaal over de zinvraag is nog niet af – dat is het natuurlijk nooit, maar nu zelfs niet for he time being. Er mist iets.
Dezer dagen las ik Marcus de Sautoy, De code van creativiteit. Sautoy is hoogleraar wiskundige en een vooraanstaande Engelse auteur van heel goede ‘populariserende’ boeken over onderwerpen uit de exacte wetenschappen. De code gaat over de vraag of een computer ooit een meesterwerk zal schilderen, een goede symfonie componeren of een geweldige literaire roman zal schrijven. Kunnen algoritmes concurreren met menselijke creativiteit?
Ter introductie op zijn onderwerp schrijft de Sautoy:
Wat bedoelen we eigenlijk met deze ongrijpbare term [creativiteit]. Pogingen tot een definitie cirkelen vaak om drie ideeën: creativiteit is de motivatie om iets te bedenken wat nieuw en verrassend is en dat een bepaalde waarde heeft.
(Terzijde: mooi, vind ik dat, niet in de fuik van de aandrang om een definitie te geven – want definities zijn altijd aanvechtbaar, en dat gevecht levert vaak niet veel op – maar toch tot een werkbare omschrijving te komen via nota bene pogingen om tot een definitie te komen.)
“Creativiteit is de motivatie”, ik weet het niet. “Om om iets te bedenken wat nieuw en verrassend is”, akkoord. En “dat een bepaalde waarde heeft.” Kijk, now you are talking. Het gaat er niet zomaar om iets nieuws te bedenken, het moet ook waarde hebben. (Terzijde: misschien maakt dat het verrassend.)
Wat dat is, ‘waarde’, daar hebben filosofen zich in de loop van vele eeuwen druk over gemaakt. Het is ook een goed onderwerp voor verwondering: want wat zijn dat voor dingen, waarden? Gaat het uiteindelijk om één ‘ding’ – het Goede (Plato), Kwaliteit (Robert Pirsig)? Of om een veelheid? En in dat laatste geval: passen de diverse waarden in elkaar als een legpuzzel of kunnen ze botsen? Zijn waarden subjectief, intersubjectief, objectief? Enzovoorts, enzoverder.
Gelukkig komt de Sautoy nog een paar keer terug op waarde. Ruim over de helft van het boek lezen we – het gaat over creativiteit in de wiskunde:
Het is gemakkelijk om iets nieuws te maken. (…) Maar de uitdaging is om iets waardevols te maken. Waar komt die waarde vandaan? Die hangt af van de geest van de mens die de wiskunde bedenkt en toepast. Hoe kan een algoritme weten welk stukje wiskunde gaat zorgen voor die spannende adrenalinestoot?
En wat, zou ik zeggen, zorgt voor de adrenalinestoot? Wat is die waarde – die nog wel iets anders iets is dan een mate van adrenaline, maar daar wel voor zorgt.
De Sauyoy maakt en schrijft ook muziek en probeerde eens muziek te maken volgens een aantal regels (iets wat ook een computer kan). Dat leverde een stuk op met een interessante logica die de luisteraar meevoerde, “maar toch klonk het niet goed”. Daarom begon hij de regels te overtreden om iets te krijgen wat beter klonk.
Ik kan niet precies formuleren waarom ik bepaalde veranderingen aanbracht, omdat ik mezelf liet leiden door iets diepers, de relatie van mijn fysieke lichaam tot de muziek, mijn onderbewuste, mijn menselijkheid.
Een bijzondere opsomming: mijn fysieke lichaam, mijn onderbewuste, mijn menselijkheid.
Er is kortom “iets extra’s”, en dat extra levert nu net iets waardevols.
Dat ‘iets’ heeft te maken met al die dingen waarvan Hofstadter [Gödel, Escher, Bach] denkt dat we ze verwerven door over de wereld te dwalen. [Onze eindigheid en sterfelijkheid, en dat we ons daarvan bewust zijn, maakt voor Du Sautoy wezenlijk deel uit van ons ‘dwalen’.] Dat mysterieuze iets dat in mijn noten begon door te sijpelen, wat datgene wat er leven en schoonheid aan gaf.
In het hoofdstuk dat erover gaat of computers goede verhalen kunnen schrijven komen we een soortgelijk geluid tegen:
Er zijn zoveel verhalen te vertellen dat het nog steeds een uitdaging is om te kiezen welke het vertellen waard zijn. Alleen een menselijke maker kan begrijpen waarom een andere menselijke geest hem of haar op die creatieve reis wil volgen.
Wij vertellen elkaar verhalen, delen onze ervaring met anderen, andere mensen. Een computer leidt een ander leven. Als hij ooit echt verhalen zal kunnen vertellen, dan toch computerverhalen, interessant voor computers. Zoals Ludwig Wittgenstein schreef: ‘Wanneer een leeuw kon praten, zouden we hem niet kunnen begrijpen.’ Die opmerking is diepzinniger dan je op het eerste gezicht zou kunnen denken. Het laat ook onze beperkingen zien en de beperkingen van onze taal zien – en die van de leeuw natuurlijk.
De volgende keer over zin en waarden.