Blog # 26 Onno Zijlstra (filosoof/schrijver) over beeld en taal (1)
Beeld en taal (1)
Eerdere blogs (22 en 24) gingen over de grenzen van de taal bij de jonge Wittgenstein en de rol van de esthetica in zijn ethiek – het terrein van het zwijgen. En tussendoor (23) over het zojuist in een nieuwe vertaling verschenen Of-Of van Søren Kierkegaard.
Nu wil het geval dat de ik-figuur van het tweede deel van Of-Of, de jurist Wilhelm, ook zo zijn ideeën heeft over spreken en zwijgen, over beeld en taal. Daar wil ik in deze blog op ingaan. Omdat ik denk aan een blog niet genoeg te hebben, noem ik deze maar alvast ‘Beeld en taal (1)’.
Dat Wilhelms ideeën vrijwel haaks staan op die van Wittgenstein hoeft niet te verbazen. Wilhelm profileert zichzelf als ethicus die vandaaruit ook ideeën over kunst te berde brengt, terwijl we in Wittgensteins Tractatus juist een esthetisering van de ethiek tegenkomen. Ook Wilhelm zou kunnen zeggen: ‘Ethiek en esthetica zijn één’. Maar hij trekt het esthetische binnen het ethische, terwijl Wittgenstein het omgekeerde doet. Bij Wittgenstein kijkt de ethische mens esthetisch naar het eigen bestaan. Bij Wilhelm is het leven van de ethische mens mooi. Je zou je bij iedere filosoof van de levenskunst kunnen afvragen of hij/zij meer naar de esthetische kant van ethiek/esthetiek neigt of meer naar de ethische, maar dit terzijde. Nu beeld en taal.
Voor Wilhelm betekent ethiek je engageren. Wittgensteins ethiek is beschouwend. In Wilhelms ogen zou voor Wittgenstein nog wel pleiten dat zijn esthetische blik het leven niet mooier wil voorstellen dan het is. We moeten het leven zoals het feitelijk is, zien als een kunstwerk. We zien het dan in het moment - “… dan leeft diegene eeuwig die in het heden leeft” (6.4311). Wilhelms eenheid van ethiek en esthetiek wordt in de tijd gerealiseerd (‘doorheen de tijd’ zoals de Vlamingen zeggen), in een langdurig gevecht met toeval, tegenslag, lijden. Dat leven laat zich niet in een moment, in een beeld, in een momentopname vangen. Daarom staat Wilhelm wantrouwig tegenover het beeld. Taal is meer geschikt om het leven in de tijd te tonen. (Dat behelst bij Wilhelm ook een ander idee van taal – de taal kent tijden, verleden, heden, toekomst – dan dat van de jonge Wittgenstein, voor wie taal een model geeft van een feit op een bepaald bevroren moment.)
Het verschil in betekenis tussen ‘De vrouw staat aan het raam en denkt aan haar jonge minnaar’ en ‘De vrouw staat aan het raam en denkt aan haar overleden echtgenoot’ is duidelijk, maar is in het beeld niet vast te stellen. Er is niet voor niets heel wat af gefantaseerd over wat er omging in het hoofd van Vermeers brief lezende vrouw. (Ton van Deel schreef er een mooi gedicht over (‘Brief’). Hij gaat ervan uit dat de inhoud van de brief een trieste is. Johan Goud bespreekt het gedicht in zijn boek met de aan het gedicht en schilderij ontleende titel Een brief die niet meer dicht kan. Goud biedt ons een minder donkere suggestie voor de inhoud van de brief.) Het leven van een mens vraagt om taal, om zoals dat heet een narratief.
Still uit de film ‘The Woman at the Window’
Toch is er op Wilhelms esthetica van het beeld wel wat aan te merken. Een beeld is niet noodzakelijk een reductie van de tijd tot een moment. Het is niet per se een momentopname, een ‘snapshot’. Het esthetische beeld geeft zijn geheim niet altijd in een klap prijs. Het vraagt soms om veel geduld, om kijken en later nog eens kijken. Je stapt nooit twee keer in hetzelfde schilderij. De videoclip werd tegen het eind van de vorige eeuw door postmodernisme- watchers wel weggezet als vervreemdend beeld dat een ‘eeuwig, ongedifferentieerd heden’ oproept waarin ieder historisch besef wegvalt. Maar in de film Smoke (Wang 1995) wordt een van de hoofdpersonen onverwacht geconfronteerd met een fotootje van zijn overleden vrouw. Niet alleen het personage maar ook de kijker ziet heel wat meer dan een momentopname, ziet zowat een heel leven, geconcentreerd in een moment. En dan hebben we het nog niet over Rembrandts late zelfportretten. In onze snelle cultuur is de schilderkunst aan te prijzen als een ‘slow medium’.
Wilhelm citeert in een van zijn brieven een klassieke denker die zei: ‘Spreek opdat ik je zie.’ Die uitspraak pleit voor spreken, maar zegt ook iets over zien.
In blog 27 zal ik proberen iets te zeggen over beeld en taal vanuit de latere Wittgenstein en/of vanuit de combinatie van beeld en taal in het stripverhaal.