Blog# 27 Onno Zijlstra (filosoof/schrijver) over beeld en taal (2)

Blog 27 Beeld en taal (2)

In blog 26 had ik het over de verhouding van beeld en taal bij Wittgenstein en het personage Wilhelm in Kierkegaards ideeën-roman Of-Of. Een levensfragment. Bij deze twee figuren staan beeld en taal op gespannen voet met elkaar. Wilhelm vindt taal beter in staat wat in het leven echt van belang is tot uitdrukking te brengen, omdat het menselijk bestaan bestaan in de tijd is – de mens is een historisch wezen – en taal de tijd kan weergeven: verleden tijd, tegenwoordige tijd, toekomende tijd. Het beeld daarentegen biedt een momentopname en schiet daarom wezenlijk tekort. Bij Wittgenstein is taal juist niet in staat wat echt van belang is, het terrein van esthetiek, ethiek en religie, te bevatten. Taal biedt slechts een model van de feiten. Het esthetische beeld is in staat de zin te tonen. Je kunt om zo te zeggen Delft beschrijven tot je scheelziet, je zult zo nooit vatten wat Vermeer ons toont.

Bruce Nauman, The True Artist Helps the World by Revealing Mystic Truths – te zien als een ironisch commentaar op de esthetica van de jonge Wittgenstein

In die blog relativeerde ik de tegenstelling tussen beeld en taal al en eindigde met een klassieke uitdrukking: ‘Loquere ut videam te’, spreek opdat ik je zie. Wilhelm haalde die aan in zijn pleidooi voor het woord, maar als we wat langer bij deze uitdrukking stil staan, blijkt zij ook iets heel leerzaams te zeggen over zien.

In blog 27, was mijn idee, zou ik iets gaan zeggen over beeld en taal vanuit de latere Wittgenstein en/of vanuit de combinatie van beeld en taal in het stripverhaal. Maar dat wordt me bij nader inzien te veel ineen, ook al omdat Kees van Pagee op nummertje 26 reageerde in een mail. Kees voert, deels vanuit eigen ervaring een aantal vragen ten tonele die precies het onderwerp van deze blogs raken raken. Ik citeer (met zijn toestemming) zijn inleidende opmerking:

Zo deed de klassieke filosoof in blog 26 [‘Loquere ut videam te’, spreek opdat ik je zie] me denken aan mijn ergotherapeut. Om uit te leggen wat zich in mijn hoofd en lichaam afspeelt vertelde ze me dat ik me voor moest stellen dat ieder zintuig zijn eigen taal heeft en dat er in mijn hoofd een tolk is die al die talen vertaald, op elkaar afstemt en aangeeft wat in het moment het belangrijkste is. Wat niet van belang is wordt uitgefilterd. Door Covid functioneert die tolk bij mij niet goed meer. Wat normaal gesproken weg gefilterd wordt dient zich evengoed als een prioriteit aan, en wat zich als prioriteit zou moeten laten zien blijft vaak onderbelicht. Die over- en onderprikkeling voortdurend op basis van betekenis corrigeren kost veel concentratie en energie.

Ik accentueer nog even twee elementen van het citaat:

- ieder zintuig zijn eigen taal heeft en dat er in mijn hoofd een tolk is die al die talen vertaald, op elkaar afstemt en aangeeft wat in het moment het belangrijkste is

- overprikkeling op basis van betekenis corrigeren


En dan de vragen die Kees opwerpt – niet allemaal:

Veronderstellen woorden en begrippen als denkbeeld, beeldtaal en klankbeeld met betrekking tot kunst, al niet een verbinding [van beeld en taal]? Kun je ze wel los van elkaar ervaren en beschouwen en heeft taal hierin niet een overkoepelende functie? Hebben ze ten opzichte van elkaar […] geen transformerend vermogen? Beeld wordt taal en taal wordt beeld. Beeldtaal!

Hoewel de interactie tussen beeld en taal in een stripverhaal een aanvullende dimensie heeft, zijn de portretten van Rembrandt eigenlijk niet ook een soort stripverhaal? De tekstballonnetjes verschijnen alleen in de verbeelding van de kijker. 

Zou je taal eigenlijk niet kunnen zien als het medium waarin alles aan elkaar hangt?

Een medium dat evengoed weer opborrelt uit de verbeeldingskracht? Zit het ondanks specifieke onderscheidende kenmerken niet aan elkaar vast?

Naar aanleiding van jouw blog en die ‘tolk’ van mijn ergotherapeut kom ik ook weer terecht bij de verbeelding van Kant en de referentiekaders van Heidegger uit jouw boek [Verbeelding. Over waarneming en werkelijkheid] en vreemd genoeg toch ook weer Johan Cruijff: ‘Je gaat het pas zien als je het door hebt’.

Stof tot denken, food for thought. Ik ga – Kees dankbaar, maar zonder de pretentie op al zijn vragen volledig of afdoende in te gaan – het vervolg op blog 26 het uitsmeren over blog 27, 28, 29, 30:

(27) eerst de latere Wittgenstein over taal, dat heb ik als inleiding nodig voor het vervolg

(28) dan Wittgenstein over ‘zien’, het woord en het fenomeen

(29) en Wittgenstein over beeld en taal

(30) en tenslotte over het stripverhaal als combinatie van beeld en taal.

En daarna ga ik heel erg mijn best doen in elk geval in blogs niet meer zo in een onderwerp verstrikt te raken. (Want ik twijfel er niet aan dat 27-30 ook weer veel stof tot denken doen opwaaien – het lijkt wel filosofie.)

De latere Wittgenstein over taal

In de Tractaus piept en kraakt Wittgensteins theorie al. Daarbij licht hij ‘het mystieke’, het zwijgen, in een brief aan zijn vriend, de architect Paul Engelmann, nota bene toe aan de hand van een gedicht. Waar het om gaat in het gedicht is de ethiek/esthetica. Het gaat niet om wat in het vergaand beschrijvende gedicht beschreven wordt (‘de feiten’), maar om wat het gedicht al doende ‘toont’. Ook taal blijkt dus het mystieke te kunnen tonen – en niet te reduceren tot een model van de feiten.

In de Eerste Wereldoorlog is Wittgenstein diep onder de indruk geraakt van de levensleer van Leo Tolstoj. Hij wil eenvoudig leven en na de oorlog besluit hij onderwijzer te worden in een klein Oostenrijks boerendorp. Mijn suggestie is dat zijn idee van taal verandert onder invloed van zijn ervaring als onderwijzer. Hij geeft de kinderen tenslotte ook taalles – schrijft zelfs een grammatica voor ze. En merkt dan dat taal helemaal niet werkt zoals hij in de Tractatus had ‘getoond’. Taal is vele malen ingewikkelder – en subtieler.

Wittgenstein en zijn schoolklas

De neerslag van de gedachtegangen die dan bij Wittgenstein op gang komen vinden we in zijn postuum uitgegeven Filosofische onderzoekingen. Dat is een lang verhaal en er is ook door experts in de loop van de tijd meer dan een boekenkast over volgeschreven. Ik beperk me tot wat voor mij hier de clou is. (De Filosofische onderzoekingen bestaan uit genummerde aantekeningen, losse aantekeningen in vergelijking met de hiërarchische structuur van de Tractatus.) 

11. Denk aan het gereedschap in een gereedschapskist: een hamer, een tang, een zaag, een schroevendraaier, een duimstok, een lijmpot, lijm, spijkers en schroeven. - Zo uiteenlopend als de functies van deze voorwerpen zijn, zo uiteenlopend zijn ook de functies van de woorden. (En er zijn hier en daar overeenkomsten.) Wat ons in verwarring brengt, is natuurlijk de uniforme gedaante waarin de woorden ons gesproken, geschreven of gedrukt tegemoet treden. Want hun gebruik staat ons niet zo helder voor ogen. En met name niet wanneer wij filosoferen!

Wittgenstein vergelijkt nu taal met een stad.

18. Onze taal kan men beschouwen als een oude stad: een wirwar van steegjes en pleintjes, oude en nieuwe huizen, en huizen waar in verschillende tijden stukken zijn aangebouwd; en dit alles omgeven door een groot aantal nieuwe buitenwijken met rechte en regelmatige straten en met gelijkvormige huizen.

Taal is divers. Hoe divers? Oneindig divers. Taal verandert, breidt uit.

23. Hoeveel soorten zinnen zijn er echter? Bewering, vraag en bevel misschien? - Er zijn talloze soorten: talloze verschillende manieren om dat te gebruiken wat wij 'tekens', 'woorden', 'zinnen' noemen. En deze verscheidenheid ligt niet vast, is niet eens en voor altijd gegeven; nieuwe typen taal, nieuwe taalspelen, zouden we kunnen zeggen, ontstaan, en andere verouderen en worden vergeten.

Terzijde: dit lijkt me al leerzaam voor een tijd waarin AI ons leven meer en meer gaat beheersen. Omdat we zo afhankelijk zijn geworden (om begrijpelijke redenen) van AI, ontstaat de bedenkelijke neiging menselijke activiteit (in bijvoorbeeld zorg en onderwijs) te reduceren tot wat de computer kan verwerken. Kort door de bocht: een terugval naar het niveau van de Tractatus.

Beeld uit Wittgenstein, de fantasierijke (‘experimental comedy-drama’) film van Derek Jarman (1993)

Taal blijkt dus uiterst divers, complex, subtiel. Om de betekenis van woorden te achterhalen moeten we kijken hoe ze in concreto gebruikt worden. (Kijk bijvoorbeeld hoe het woord ‘vrijheid’ gebruikt wordt, in plaats van in een filosofieles op het het bord te schrijven: ‘Wat is vrijheid (eigenlijk)?’) Woorden hebben in verschillende contexten – zowel tekst als praktijk – verschillende betekenissen.

Als ik tegen iemand zeg ‘De ballon is rood’ veronderstelt dat een gedeelde taal, een gedeelde wereld en een concrete context. Zinnen hangen niet in de lucht, maar functioneren in alledaags gebruik. ‘De ballon is rood’ betekent pas echt iets als reactie op de vraag van een kind bijvoorbeeld.

Voor een grote groep van gevallen waarvoor het woord ‘betekenis’ gebruikt wordt (…) kan men het woord zo definiëren: de betekenis van een woord is zijn gebruik in de taal.

Bruce Nauman, A Rose has no Teeth  - een citaat uit Wittgenstein, Filosofische onderzoekingen

En dat gebruik is eindeloos: denk aan alle mogelijke zinnen waarin het woord ‘rood’ valt, aan de context, het gebruik (appje aan mijn kleindochter, recensie van een tentoonstelling, proces-verbaal: ‘door rood’, et cetera, et cetera).

Deze nieuwe kijk op taal heeft enorme gevolgen voor wat eerder bij Wittgenstein onuitsprekelijk heette. Want mensen doen in de alledaagse praktijk ook ethische uitspraken, en esthetische, en religieuze. Dat ze daarbij niets kunnen aanwijzen, dat er geen ‘feiten’ zijn, betekent niet langer dat hun uitspraken niets betekenen, onzinnig zijn. Wittgenstein geeft dan ook, eenmaal teruggekeerd in Cambridge, ‘colleges’, vanuit een dekstoel, over esthetica en over religieus geloof. En praat dan bijvoorbeeld over de betekenis van een uitspraak als ‘God ziet alles’ – en wanneer zo’n uitspraak niet meer religieus is, maar bijgeloof.

Onno Zijlstra 31 mei ‘23

Vorige
Vorige

Blog# 28 Onno Zijlstra (filosoof/schrijver) over beeld en taal (3)

Volgende
Volgende

Blog # 26 Onno Zijlstra (filosoof/schrijver) over beeld en taal (1)