Blog #42 Onno Zijlstra (filosoof/schrijver), Iris Murdoch: Ethiek en Esthetiek
Mijn vorige blog ging over Iris Murdoch, geïnspireerd door het laatste Filosofische Café. Daarvoor dook ik in Murdochs belangrijkste filosofische verzamelbundel Existentialists and Mystics. Nadien las ik geboeid verder in die bundel, in het artikel ‘The Sublime and the Beautiful Revisited’ (1959). Een artikel met die titel moet het wel hebben over de vader van de moderne esthetica op wie ik zo gek ben: Immanuel Kant. En dat doet het dus ook. Iris Murdoch haalt er een hele aardige toer uit. Zij ziet in de esthetica van Kant de bron voor het verval van de roman in haar tijd, maar ziet bij hem ook mogelijkheden voor herstel. Ik heb dan al rooie oortjes.
Waar het Murdoch in haar esthetica primair om gaat is dat de lezer/kijker/luisteraar door het kunstwerk buiten zichzelf raakt, dat hij uit zijn privé-bubbel wordt getrokken en contact maakt met de wereld buiten zichzelf en dan met name met de ander, dat hij of zij de andere mens leert zien. Zij ziet dat gebeuren in de grote romanliteratuur van de negentiende eeuw, bij auteurs als Jane Austin, George Eliot en bovenal Tolstoj. Deze auteurs scheppen werelden met een diversiteit aan personages binnen een leven-gevende sociale structuur. Die personages hebben allemaal met zo hun ideeën en overtuigingen, hun kwaliteiten en hebbelijkheden. Zij zijn vrijstaand ten opzichte van hun scheppers; die blijven buiten beeld, kunst is geen zelfexpressie, eerder jezelf wegzuiveren. Murdoch’s favoriete auteurs deinzen niet terug voor het grotere verhaal van de geschiedenis, de rol van het toeval en de rommeligheid van het concrete bestaan.
Murdoch mist dat soort literatuur in haar eigen tijd. Als gezegd, zij weit dat aan het idee van het kunstwerk waarmee Immanuel Kant ons zou hebben opgezadeld.
Het kunstwerk is voor Kant een mooi, harmonisch, in zichzelf besloten ding. Vandaar dat de Romantiek en het symbolisme (voor Murdoch een vorm van Romantiek in verval) sowieso al een voorkeur hebben voor poëzie, en qua thematiek voor kleine afgeronde zaken, gezuiverd van toeval, geschiedenis en het rommelige van het bestaan. In romans van tijdgenoten ziet Murdoch twee ontsporingen. Zij vormen een in zich besloten spel of ze zijn belerend. Met dat laatste bedoelt Murdoch dat die literatuur ons discursieve, beredeneerde waarheden wil aanpraten. Als voorbeeld van het in zich besloten spel noemt zij Albert Camus, De vreemdeling, een klein compact ding dat een waarheid (sic!) over de menselijke conditie overdraagt. (Al zou ik zeggen dat het toeval daar een belangrijke rol speelt.) Als voorbeeld van belerende romans noemt zij die van Sartre en Simone de Beauvoir (die zij beiden in Parijs ontmoette). Het gevaar van deze dubbele reductie van de wereld van de roman is dat we het gevoel voor afstand, de mogelijkheid deuren en ramen van onze eigen kleine wereld open te zetten, verliezen.
De esthetica van Kant heeft bijgedragen aan de dubbele ontsporing van de roman. Hij heeft het kunstwerk als een harmonieus in zichzelf besloten ding op het schild geheven. En hij heeft bijgedragen aan de scheiding van kunst en waarheid zodat de kunst moet gaan redeneren, en dus ophouden kunst te zijn, om bij te dragen aan onze zoektocht naar waarheid.
Dat zijn grote stappen (snel thuis), van Kant, via Romantiek en symbolisme naar de romankunst rond 1950. Murdoch heeft aan het begin van haar betoog wel een disclaimer ingebouwd. “Ik doe wat filosofen doen, dat wil zeggen een abstracte structuur opbouwen ter stichting, uitleg en om uit te dagen tot reflectie [to edify, explain and provoke reflection].”
De esthetica van Kant dus als de bron van het verval van de roman, maar Murdoch ziet in diezelfde Kant ook de mogelijkheid van herstel. “Kant creates the error and suggests the cure.” Kant hanteert een bekend geworden onderscheid, tussen schoonheid en het sublieme. Schoonheid staat voor de in zichzelf besloten harmonie waarvan wij (“egoistic”, Murdoch) kunnen genieten. Het sublieme betreft bij Kant niet de kunst maar het overweldigende dat de mateloze natuur voor ons kan hebben: niks harmonie, niks genieten, maar schrik, ontzag: de Alpen die voor je oprijzen als je de tunnel verlaat. Maar het sublieme impliceert bij Kant ook een spirituele kick. We voelen dat wij als mensen toch ook boven de natuur uitstijgen – ook al kan ze ons vernietigen. Het doet mij denken aan Pascals ervaring van het overweldigende universum en de plek van de mens daarbinnen:
De mens is maar een riet, het zwakste in de natuur, maar hij is een denkend riet. Om hem te verpletteren hoeft niet het hele universum naar de wapens te grijpen: wat damp of een waterdruppel is voldoende om hem te doden. Maar ook al zou het hele universum hem verpletteren, dan nog is hij edeler dan wat hem doodt, omdat hij weet dat hij sterft en dat het heelal hem de baas is. Het heelal weet daar niets van.
Welnu, dat ‘sublieme’ dat Kant voor de ervaring van de natuur reserveert, gaat Murdoch nu inzetten om de roman weer op de rails te krijgen. Dat gaat als volgt.
De ervaring van een ander mens is voor Murdoch, meer nog dan de gigantische natuur, de ervaring van iets overweldigends, iets dat jezelf te boven en te buiten gaat. De grote romans leren ons de ander goed te zien, als ander, als wie hij of zij is. En deze sublieme ervaring geeft niet het gevoel van verhevenheid, maar van tolerantie, liefde zelfs. Murdoch citeert dan Pascal: “Hoe meer esprit men heeft, des te meer originele mensen men ontdekt.”
Voldoende uitdaging om eens voor je boekenkast te gaan staan en je gedachten te laten gaan.
Onno Zijlstra mrt '24