Blog# 29 Onno Zijlstra (filosoof/schrijver) over beeld en taal (4)

Zien als.

De oorspronkelijke versie van de eend-konijn figuur in het humoristische tijdschrift Fliegende Blätter van 1892. Met de verrassende vraag: welke dieren lijken het meest op elkaar?

De oorspronkelijke versie van de eend-konijn figuur in het humoristische tijdschrift Fliegende Blätter van 1892. Met de verrassende vraag: welke dieren lijken het meest op elkaar?

Wittgenstein gaat in zijn Filosofische onderzoekingen uitvoerig in op het verschijnsel ‘aspectwaarneming’. In het bekende geval van de ‘ambiguous figure’ eend-konijn gaat het erom dat ik de tekening zowel als eend als als konijn kan zien. Die eend-konijn verscheen oorspronkelijk in een vermakelijk tijdschrift. Vereenvoudigde varianten ervan kwamen vervolgens in de Gestaltpsychologie terecht om te verhelderen hoe waarneming werkt. Wittgenstein pikt het daaruit op als voorbeeld om verder te denken over de betekenissen van ‘zien’ en ‘iets zien als’ en over de samenhang van beeld en taal. Hij tast ook af wanneer we nog van zien spreken en wanneer iets expliciet interpretatie van een beeld wordt.

David Hume en Immanuel Kant, twee filosofen uit de tijd van de Verlichting, hebben uit en te na gereflecteerd op onze zintuiglijke ervaring. Beiden waren van mening dat het niet anders kan dan dat verbeelding een rol speelt in de waarneming. De zintuigen leveren ons indrukken, maar met (losse) indrukken hebben we nog geen (totaal)beeld – bijvoorbeeld: ik loop om de tafel heen en zie een (één) tafel, terwijl ik doorlopend andere indrukken heb. De verbeelding moet eraan te pas komen om van indrukken tot beeld te komen. Dat gebeurt zowel bij Hume als bij Kant min of meer vanzelf. Latere filosofen hebben in deze rol van de verbeelding aanleiding gezien in waarneming al een moment van vrijheid te signaleren. (Karl Popper gaat zover in de waarneming van een stoel al iets van een hypothese, een gissing te zien. Ik (toch een halve popperiaan) vind dát een beetje raar.)

Wittgenstein zou eerder vinden dat Hume en Kant ‘verbeelding’ te ruim nemen wanneer ze haar die rol in de waarneming (zonder meer) geven. Van verbeelding gaan we volgens hem pas spreken wanneer niet zo duidelijk is wat er te zien is en we nadrukkelijk onze verbeelding inzetten, bijvoorbeeld een ruiter te paard in de kruin van de beuk, de zoon van Ton in de jongen die voor mij staat, een meesterwerk in het schilderij waarin ik aanvankelijk weinig meer dan verf op doek, een rommeltje zag.

Wittgenstein onderzoekt in Filosofische onderzoekingen ons gebruik van woorden als ‘zien’, ‘zien-als’, ‘verbeelding’, ‘interpretatie’.

Wittgenstein is geïntrigeerd door de paradox die er in de eend-haas afbeelding schuilt: wanneer we in de afbeelding een eend gaan zien in plaats van een haas (of andersom), is er iets totaal veranderd, terwijl er niets veranderd is. Er is verschil tussen ‘zien’ (ik zie een eend) en ‘zien’ als in (ik zie het nu als een eend). In het tweede geval spreekt Wittgenstein van aspect-waarneming.

Als altijd is voor Wittgenstein de context ook hier vitaal. In de Fliegende Blätter gaat het duidelijk om aspect-waarneming, zien-als, maar in een andere context zou het bij ‘hetzelfde’ beeld om ‘gewoon’ zien kunnen gaan. Als de afbeelding een illustratie zou zijn bij een verhaal over een eend zou de gedachte dat hier ook een konijn te zien is mogelijk niet eens bij ons opkomen – en in konijn/haas-loze culturen al helemaal niet. De kunstenaar Lydia Wierenga schilderde in 2019 zwarte vlakjes op A4 formaat die de hoek om gaan bij mensen thuis door heel Nederland. Meer recent varieerde zij in het formaat: A6, het formaat van een ansichtkaart. In de afbeeldingen hieronder zie ik twee totaal andere kunstwerken. Context doet alles. Frappant is ook hoe de vlakjes de omgeving zichtbaar maken.

Lydia Wierenga,

A4 (mural), no 31, July 25, 2019, Deventer

Lydia Wierenga,

A6 (mural), June 15, Deventer 2023,

De Gelderlandfabriek, Culemborg

Wittgenstein wijst ook op het onderscheid tussen ‘zien’ als in ‘ik zie daar Hans staan’, en ‘zien’ als in ‘je kunt wel zien dat Hans een broer van Joop is’. Als ik de familiegelijkenis eerst niet zie, en dan ineens wel spreekt Wittgenstein van het ‘oplichten’ van een aspect. Iemand spreekt mij op straat aan en zegt 25 jaar geleden les van mij te hebben gehad. En ineens zie ik wie het is; mijn beeld verandert dan. (Je zou kunnen zeggen dat Lydia Wierenga met haar vlakjes aspecten laat oplichten)

Terug naar Hans. Wanneer ik in Hans vervolgens ook trekken van zijn moeder Anna zie, kan ik Hans wisselend als zoon van Joop en als zoon van Hanna zien. Wittgenstein doopt dat ‘aspect-wisseling’.

Ik zie opeens de oplossing van een zoekplaatje. Waar eerst takken waren is nu een menselijke gedaante. Mijn visuele indruk is veranderd, en ik besef nu dat deze niet alleen kleur en vorm had, maar ook een bepaalde ‘organisatie’. – Mijn visuele indruk is veranderd; – hoe was zij eerst; hoe is zij nu? – Als ik haar weergeef met een exacte kopie – en is dat geen goede weergave? – dan is er geen verandering zichtbaar.

Een eenvoudige oplossing van de eend-konijn paradox lijkt een onderscheid te maken tussen de lijnen die je ziet en hoe je die interpreteert, als eend of als konijn. Wittgenstein wijst die oplossing van de hand omdat we tenslotte gewoon dingen zeggen als ‘Wat grappig, je kunt hier ook een haas zien.’ Waar jij een slang ziet, zie ik afval en dorre bladeren. Misschien moet ik mijn verbeelding eens aan het werk zetten: stel dat dat een oogje is... En ineens zie ik de slang.

Soms is er even wat verbeelding nodig om iets te zien, maar niet altijd.

‘Ik zie het nu als een...’ gaat samen met ‘Ik probeer het als een... te zien’. Ik kan echter niet proberen de conventionele afbeelding van een leeuw als leeuw te zien, net zomin als een F als die letter. (Maar bijvoorbeeld wel als een galg.)

Bruce Nauman, A Cast of the Space under my Chair 1965

Je zou alle zien op een schaal kunnen zetten van gewoon een eend zien tot het ‘lezen’ van een bouwtekening, nauwelijks te onderscheiden van ‘denken’. Ergens op die schaal gaat verbeelding een rol spelen.

Volgende keer over het zien van een persoon, ein Mensch, en over het zien van kunst. De keer daarop over stripverhalen als combinatie van beeld en taal. Maar zoals jullie hebben gemerkt kan het bij mijn blogs altijd nog weer anders uitpakken, noem het ‘voortschrijdend inzicht’.

Onno Zijlstra, 25 juni ‘23

Vorige
Vorige

Blog# 30 Onno Zijlstra (filosoof/schrijver) over beeld en taal (5)

Volgende
Volgende

Blog# 28 Onno Zijlstra (filosoof/schrijver) over beeld en taal (3)